Na het avondeten staat hij plotseling op, neemt afscheid van zijn vrouw en vertrekt naar ‘daar’ om — één keer, heel kort — hun dode zoon te zien. Anders is het verdriet niet meer uit te houden, nadat hij er vijf jaar over zweeg. Onderweg sluiten zich tot zijn verbazing meer en meer mensen bij hem aan, allemaal vaders en moeders die geen vrede kunnen vinden met de dood van hun kinderen.
In de veelstemmige stoet bevinden zich een stadschroniqueur, die alles moet optekenen, een hertog, een oude rekenonderwijzer, een vroedvrouw en een schoenmaker. Zij passeren in een lange optocht de centaur. Deze ongelukkige — ‘half schrijver, half schrijftafel’ — probeert het verdriet om de dood van zijn zoon al jaren in woorden te vatten. Schrijven, zegt hij, is de enige manier om iets te begrijpen. Tegen de stadschroniqueur met zijn droge aantekeningen brult hij: ‘Schrijf nu dan alsjeblieft op in koeienletters: ik moet het herscheppen in de vorm van een verhaal! Begrepen?’
Het lukt hem uiteindelijk om daar de juiste woorden voor te vinden, maar de prijs die hij betaalt is hoog. Met het afronden van zijn verhaal, is hij zijn zoon definitief kwijt.
Uit de tijd vallen verkent in precieze en tegelijkertijd poëtische taal de pijn en het verdriet van ouders die een kind verloren hebben. Vijf jaar na de dood van zijn in de oorlog gesneuvelde zoon Uri slaagt David Grossman op ongeëvenaarde wijze in deze bijna onmogelijke onderneming. Waar het nodig is zelfs met vertwijfelde humor.
Uit de tijd vallen ontleent zijn overweldigende kracht en meesterschap paradoxaal genoeg aan de combinatie van ontroostbaarheid over het verlies en de distantie daartoe. Zoiets, mompelt de centaur, kan alleen in een verhaal lukken. Grossman heeft al lang naam en faam als een groot verteller. Uit de tijd vallen leest als een onsentimenteel verhaal, dat ons tot lang na de laatste bladzijde niet loslaat.