Leesjongen (mijnbouw): jongen die bovengronds stenen raapt uit de via een transportband aangevoerde steenkoolbrokken.
Van de vlak na de Tweede Wereldoorlog geboren dichtersgeneratie, die in de poëtisch en maatschappelijk gepolariseerde jaren '70 het woord nam, is Wiel Kusters een van de interessantste. Opgegroeid met het werk van klassieke vormvaste dichters, maar al gauw ook geïntrigeerd geraakt door de poëzie van de Vijftigers, ontwikkelde hij zich vanaf zijn debuut, in 1978 met de bundel Een oor aan de grond, tot een dichter die ernst én speelsheid
kent, maar ook onontkoombare geheimzinnigheid, als een natuurlijk gegeven. Kusters werk is deels geworteld in de Limburgse mijnbouwregio, deels in het boeiende amalgaam van de culturen van Nederland, Frankrijk en Duitsland. De Neue Zürcher Zeitung noteerde naar aanleiding van een Duitstalige bloemlezing: 'Ein dichter von europäischem Rang.'
Wiel Kusters (Spekholzerheide, 1947) is auteur van proza, toneelstukken, biografieën, essays en een vele malen onderscheiden dichter. Hij werkte als hoogleraar letterkunde en was voorzitter van de Zuidelijke Afdeling van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Zijn meest recente boekpublicaties zijn Hohner (gedichten, 2015) en In en onder het dorp, mijnwerkersleven in Limburg (2012). Samen met Benno Barnard en Huub Beurskens maakte hij de bloemlezing Nee, Plato, nee uit de poëzie van W.H. Auden (2009). In 2010 publiceerde hij de biografie Pierre Kemp. Een leven en in 2014 Mijn versnipperd bestaan, een biografie van Kees Fens. Leesjongen – Verzameld werk 1975–2017 verschijnt ter gelegenheid van Wiel Kusters' zeventigste verjaardag op 1 juni 2017.