De sprookjes van de gebroeders Grimm, voor het eerst gepubliceerd onder de titel Kinder— und Hausmärchen (1812–1822), is een verzameling sprookjes. De eerste editie bevatte 86 verhalen, de zevende en laatste 221. De eerste edities van de sprookjes van de gebroeders Grimm konden rekenen op felle kritiek vanwege hun kindonvriendelijke inhoud terwijl ze kinderverhalen werden genoemd. Veranderingen volgden. De kwaadaardige moeders van Sneeuwwitje en Hans en Grietje werden bijvoorbeeld later stiefmoeders. De verhalen moesten vrij zijn van seksuele connotaties, dus werd bijvoorbeeld de scene verwijderd waarin Repelsteeltje haar zwangerschap onthult als ze aan moeder Gothel vraagt waarom haar jurk steeds strakker rond haar buik komt te zitten. Toch werd de mate van geweld, die al behoorlijk was, alleen maar erger, in het bijzonder als het kwaderikken betrof.
De gebroeders Grimm waren de Duitse broers en taalkundigen Jacob Ludwig Karl Grimm en Wilhelm Karl Grimm. Jacob (1785 — 1863) was hoogleraar taalkunde in Göttingen en later in Berlijn. Hij verrichtte baanbrekend onderzoek in onder andere de lexicografie, mythologie en sprookjes. Wilhelm (1786 — 1859), ook hoogleraar taalkunde in Göttingen en later in Berlijn, idem. Samen met zeven andere hoogleraren als Göttinger Sieben protesteerden zij tegen de afschaffing van de liberale grondwet, waardoor ze werden ontslagen. Later werden de gebroeders Grimm aangesteld door de Pruisische koning Frederik Willem IV als hoogleraar in Berlijn. Samen verzamelden ze Duitse volksverhalen, die zij publiceerden onder de titel Kinder— und Hausmärchen (1812–1822). In 1852 begonnen zij met het Deutsches Wörterbuch, dat echter pas voltooid werd in 1961. Verder ontdekte Jacob Grimm de wetmatigheid in de verschuiving van medeklinkers in de Indo-Europese talen, de eerste Germaanse klankverschuiving, bekend als de wet van Grimm.